Doelmatig gras telen in 2020

12 februari 2020
-
3 minuten

Het telen van goed ruwvoer wordt steeds belangrijker, passend bij de wens om meer dan 65% eiwit van eigen land te behalen. Maar wat is goed ruwvoer voor uw bedrijf? Welk gras past het beste binnen uw rantsoen? In dit artikel geven wij aandachtspunten voor het telen van gras met de eiwitkwaliteit die bij u past.

Wat is uw doel?

Het eerste wat u moet nagaan is: welk gras past het beste binnen uw rantsoen? Dit is afhankelijk van het aandeel snijmais en de bijproducten in het rantsoen. Bij een hoog aandeel snijmais en energierijke bijproducten in het rantsoen, past gras met een hoger ruw eiwitgehalte, dat wat onbestendig kan zijn. Terwijl bij een hoogaandeel gras in het rantsoen, gras past met een lager ruw eiwit van rond de 160. Voor een betere benutting moet hierbij het eiwit zoveel mogelijk bestendig zijn. Dit is te zien aan de DVE/OEB-verhouding. Daarbij is DVE mogelijk 10 tot 30 punten hoger dan de OEB.

Met deze praktische tips haalt u meer melk uit ruwvoer

Bemestingsaanpak voor eiwitkwaliteit

Het is daarbij belangrijk om de bemesting af te stemmen op het doel. Reken uit hoeveel stikstof er bemest moet worden voor het gewenste eiwitgehalte in het gras. Breng drijfmest vervolgens direct aan, als de draagkracht van het land het toelaat. Geef eventueel begin maart een kunstmestgift van 40 kilogram zuivere stikstof per hectare. Een tweede gift kunt u dan eind maart geven. Bemest kunstmest ook op tijd, zodat het gras tijd heeft om stikstof om te zetten in eiwit. Geeft u één kunstmestgift? Strooi deze dan half maart bij een ammonium/nitraat meststof. Met onze GrasPlus Start of GrasPlus 14000 heeft u een ruimere ammonium/nitraat-verhouding ten opzichte van KAS en de gewenste zwavel. Een ureum meststof moet begin maart al gestrooid worden. Strooi in het voorjaar in alle gevallen zwavel, voor een hogere opbrengst en een betere eiwitkwaliteit.

Maaihoogte gras en gewenste gehalte drogestof

Het moment van maaien is van belang voor de kwaliteit van het eiwit in het gras. Kijk daarom naar het gras om het juiste maaimoment te kiezen. Het is van belang om de eerste snee niet te vroeg te maaien, maar te wachten tot er een stengeltje in het gras komt. Per dag daalt het ruw eiwit in het gras met 4 gram per kilogram droge stof, maar de eiwitkwaliteit neemt toe. Hierdoor is het eiwit in het gras beter te benutten. Pas hier ook de maaihoogte op aan, maai op 7-8 cm voor een snellere hergroei. Ook bij de tweede snede moet er goed op gelet worden dat het gras op het juiste moment gemaaid wordt. Maai deze snede wanneer het gras in de aar begint te schieten. Houd bij het inkuilen rekening met het drogestofpercentage. De eerste snede mag richting de 40-50% droge stof. Dit is afhankelijk van de zwaarte van de snede. Lichtere sneden moeten droger ingekuild worden. Hierdoor verbetert de DVE/OEBverhouding in de kuil. Voor een tweede snede, die meer structuur bevat, is het van belang om niet te droog te kuilen, rond de 35%.

Met deze praktische tips optimaliseert uw de ruwvoerteelt, voor meer melk uit eigen ruwvoer. Heeft u nog vragen? Uw specialist van De Heus of Agra-Matic Mineraal helpt u graag vooruit.